De politiek heeft delen uit onderstaande beschrijving van een 'harde' vlaktaks overgenomen. Hieronder omschrijven we vooral wat de gevolgen zijn van een vlaktaks, het gaat dan om de denkrichting. De praktische uitwerking voor zover die nu is ingevoerd gaat veel minder ver dan onderstaande.
Er is in de politiek en de media een toenemende discussie over de wenselijkheid van een zg vlaktaks. Met vlaktaks wordt bedoeld dat er slechts één belastingtarief is, van bij voorbeeld 30%. Dat zou een vereenvoudiging en tegelijkertijd een economische stimulans zijn. Dit, omdat ieder die méér gaat verdienen in dat geval exact weet dat je over het meerdere 30% belasting betaalt en 70% daarvan overhoudt. Tegenstanders van die vlaktaks hebben als argument dat daardoor de progressie in de belastingheffing verdwijnt. Met progressie wordt bedoeld dat het belastingtarief hoger is naarmate het inkomen hoger is. Dankzij die progressie dragen de mensen met hogere inkomens méér bij aan de collectieve uitgaven dan mensen met een laag inkomen. Progressie is in het belastingstelsel terecht gekomen vanuit de gedachte dat een hogere belasting kan en moet worden opgebracht door mensen die méér draagkracht hebben, dus een hoger inkomen of vermogen hebben. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten, is de gedachte.
Draagkracht?
De vlaktaks ondermijnt het draagkrachtbeginsel, zeggen de tegenstanders. Het dient uitsluitend de rijken. Dat tegenargument gaat niet helemaal op omdat de belastingdruk niet alleen bepaald wordt door het belastingtarief, maar ook door de heffingskortingen en toeslagen. Het hangt er dus maar van af hoe het stelsel van heffingskortingen en toeslagen er uit gaat zien, als je wilt beoordelen wat de gevolgen zijn voor de progressie. Dat geeft ook meteen aan dat alléén maar de invoering van vlaktaks niet zo veel verandert aan de belastingtarieven, en al helemaal niet wanneer de heffingskortingen en toeslagen gebruikt gaan worden om de vervelende gevolgen van de vlaktaks te compenseren. Je bent de veronderstelde vereenvoudiging meteen weer kwijt. Maar dat is niet abnormaal; vrijwel alle ingewikkeldheden in de belastingwetgeving zijn ooit begonnen als vereenvoudiging.
De invloed van andere heffingskortingen en toeslagen
Het kan nog véél ingewikkelder. Immers er zijn ook nog heffingskortingen die te maken hebben met het hebben van kinderen, en óók nog van het inkomen afhankelijk zijn. Bovendien zijn er inkomensafhankelijke toeslagen. Stel dat je in beide gevallen hetzelfde inkomen hebt, hetzelfde huis huurt en beiden drie kinderen hebt. Maar de één heeft meer dan € 150.000 vermogen en de ander niets. Dan is het netto inkomen van de vermogende veel lager door de accummulatie van alle regelingen dan dat van de niet vermogende. Dat kan de bedoeling zijn, maar het is soms erg arbitrair en vooraf soms heel onvoorspelbaar. Je ziet nu dat het draagkrachtbeginsel zorgt voor een heel groot verschil in belastbaarheid.
Hoe werkt de vlaktaks nu in een concreet voorbeeld?
Stel nu dat de toeslagen alle verdwijnen en de heffingskortingen blijven in de vorm van één heffingskorting voor werkenden van € 4.000. Stel ook dat de vlaktaks gesteld wordt op 30%. Bij een inkomen van € 25.000 betaal je dan inkomstenbelasting van 30% over € 25.000: € 7.500 minus € 4.000 ofwel € 3.500. Dat is 14% belasting. Bij een inkomen van € 50.000 betaal je een inkomstenbelasting van 30% van € 50.000: € 15.000 minus € 4.000 ofwel € 11.000. Dat is 22% belasting. Je ziet: de progressie blijft in stand, zij het in een andere verhouding dan voorheen. En dáár begint dan het gedonder. Zo'n verschuiving leidt tot opstand en acties en moties en verhitte debatten. En voor je het weet is de beoogde vereenvoudiging en bezuiniging weer weg gedebatteerd. Immers wat (groepen) mensen nu als rechten hebben verworven mag niet zo maar worden gewijzigd, maar de belastingheffing mag er doorgaans ook niet onder te lijden hebben.
Wat heeft dit met vlaktaks te maken?
Rijnkade 3, 6811 HA Arnhem
Copyright © Beeldrijk. Website: WebLab42. All Rights Reserved