Skip to main content

Waarom speciale aftrekposten voor zelfstandigen?

De winst uit een zelfstandige praktijk wordt (nu nog) relatief gunstig behandeld voor de belastingheffing. De belangrijkste instrumenten daarvoor zijn:  

  • zelfstandigenaftrek
  • startersaftrek
  • speur- en ontwikkelingsaftrek
  • stakingsaftrek
  • investeringsaftrek
  • winstvrijstelling
  • fiscale oudedagsreservering

De vraag die we hier willen beantwoorden is: waarom het nodig is om winst uit onderneming lager te belasten dan bijvoorbeeld inkomsten uit loon of andere inkomsten uit werkzaamheden.  

De onzekerheid van winst 
Winst maken is het creëren van een inkomen door werkzaam te zijn in het vrije economisch verkeer, en daarin opbrengsten te behalen die hoger zijn dan de kosten die je daarvoor moet maken. Winst maken is net als het ontvangen van loon het resultaat van werken. Maar het verschilt van loon verdienen door het werken in het vrije economisch verkeer, en door het moeten maken van kosten. Wie zijn of haar inkomen wil behalen door winst uit onderneming heeft te maken met belangrijke onzekerheden en risico's. Winsten kunnen daardoor sterk fluctueren. Het kan zelfs zo zijn dat je verlies maakt en toch niet zomaar kan stoppen met een zelfstandige onderneming, omdat stoppen méér verlies oplevert dan doorgaan. Dat rechtvaardigt dat het winstinkomen voor de belastingheffing milder wordt behandeld dan de andere inkomsten uit werk, waarvan loon uit dienstbetrekking de belangrijkste is. 


De functies van winst 
Het behalen van winst heeft enkele functies: 

  1. De consumptiefunctie. Winst is een inkomen dat nodig is om er van te leven. Je besteedt het aan een woning, aan een gezin en opvoeding van kinderen, aan onderwijs en vorming, aan gezondheid, aan vermaak, aan sparen voor de oude dag etcetera.
  2. De egaliseringsfunctie. Een onderneming heeft vaak te maken met fluctuerende opbrengsten en daardoor onregelmatige winsten. Een onderneming moet dat kunnen opvangen. Dat lukt als er een winstoverschot kan worden opgebouwd dat kan dienen om slappe tijden te doorstaan. Ook seizoensfluctuaties kunnen daarmee worden opgevangen.
  3. De investeringsfunctie. Winst is het verschil tussen opbrengsten en kosten. Maar sommige hoge kosten moeten eerst gemaakt worden vóórdat er mogelijke opbrengsten worden behaald. Een voorbeeld daarvan is het aanschaffen van machines of vervoermiddelen die 7 of 8 jaar nut hebben in de onderneming, maar wèl nú moeten worden betaald vóórdat ze nut of inkomen gaan opleveren.
  4. De reserveringsfunctie. Soms wordt onmiddellijk schade geleden, wanneer een opdracht ineens niet doorgaat, of wanneer een grote opdrachtgever failliet gaat, of wanneer een bedrijfsmiddel het acuut begeeft. Er moet dan onmiddellijk kapitaal beschikbaar zijn.
  5. De functie van inkomensvoorziening. Een zelfstandige zal een pensioen moeten opbouwen om de oude dag door te komen. Maar een tijdelijke of langdurige arbeidsongeschiktheid moet óók worden opgevangen. Dat is niet altijd verzekerbaar, waardoor dat uit het vermogen van de onderneming moet worden opgevangen.

Dit zijn functies waarvoor een onderneming vermogen nodig heeft. Dat vermogen kan eventueel geleend worden bij banken. Maar bij kleinere ondernemingen, zoals de praktijken van beroepsbeoefenaren, werkt dat niet. Het is voor een ondernemer sowieso al moeilijk om bij een bank een lening te krijgen. Maar wie geld wil lenen om een calamiteit te financieren komt soms niet eens de drempel van de bank over. Omdat de kleine ondernemingen en zelfstandige praktijken een belangrijke motor van de economie en werkgelegenheid, heeft het parlement er (tot nu toe) voor gekozen om de winst van zelfstandigen fiscaal te begunstigen. Dat betekent concreet een lagere belastingheffing, waardoor een zelfstandige méér ruimte heeft voor investeren, voor het opvangen van calamiteiten en schommelingen, èn voor het opbouwen van oudedagsvoorzieningen.  

Een stukje geschiedenis 
Het opmerkelijke van de begunstigingsmaatregelen is dat ze ooit zijn ingesteld door het sociaaldemocratische kabinet Den Uyl van 1972. Dit omdat er toen eindelijk eens werd ingezien dat het minder kwetsbaar maken van zelfstandigen de economie en de werkgelegenheid zou stimuleren. Maar óók omdat daarmee hardwerkende Nederlanders werden beloond in plaats van weggedrukt. In deze eeuw staan de voor zelfstandigen gunstige maatregelen weer ter discussie. Het argument om zelfstandigenaftrek af te schaffen is dat de begunstiging van vooral kleine ondernemers een rem op de groei naar grotere ondernemers zou veroorzaken. De hardwerkende Nederlanders uit deze eeuw zijn kennelijk anderen dan die van de vorige eeuw. De wens tot bezuiniging is de belangrijkste reden om de ene wetenschappelijke argumentatie voor de andere in te ruilen. Concreet zijn er nog geen wijzigingen doorgevoerd.