Omzetbelasting of btw voor dirigenten en begeleiders

Wanneer je als artiest een optreden verzorgt mag je voor je diensten het lage tarief van 9% rekenen. Onder voorwaarden mag dat ook voor de vergoedingen die je ontvangt voor het meedoen aan repetities.

Waarom soms 21% en soms 9%

Het omzetbelastingtarief mag 9% zijn in plaats van 21% wanneer er sprake is van een optreden door een artiest. Het 9%-tarief geldt ook wanneer de artiest een vergoeding krijgt voor het deelnemen aan een repetitie voor dat optreden. Maar als die repetities niet leiden tot een optreden, dan mag het tarief geen 9% zijn.

Bij dirigenten en begeleiders is de belastingdienst extra kritisch. Wanneer een dirigent optreedt tijdens een openbare uitvoering is er géén discussie mogelijk; het tarief van 9% mag worden toegepast.

Maar bij repetities? 
Volgens de belastingdienst alléén wanneer vaststaat wanneer de repetitie ontegenzeggelijk in het teken staat van de toekomstige uitvoering. Waarom die precisie bij dirigenten en begeleiders? Omdat veel dirigenten en begeleiders van amateurorkesten en amateurkoren niet alléén maar toewerken naar een optreden. Waarschijnlijk treden de meeste koren nooit of bijna nooit op omdat de deelnemers vooral bij elkaar komen om lekker te zingen. Optredens in het openbaar zijn dan vaak toevallig en geïmproviseerd; bij voorbeeld op een kerstmarkt of gewoon op een zaterdag in de binnenstad. Daar is op zich helemaal niets mis mee, maar de rol van de dirigent of begeleider is dan niet gericht op een mogelijk optreden, maar op het zangplezier van de koorleden of orkestleden. Dat is niet genoeg om aanspraak te maken op het verlaagde tarief van 9% voor optredende artiesten. Wanneer een dirigent of begeleider tòch het lagere tarief wil afdragen moet hij of zij aantonen dat de repetitie in het teken staat van de uitvoering. Dat is vaak lastig. Sinds begin 2012 is er in de fiscale rechtspraak een verandering opgetreden. Een rechtbank heeft vastgesteld dat de regels die de belastingdienst gebruikt voor de toepassing van het 9%-tarief bij dirigenten onnodig beperkend zijn. Een goeie reden om de regelgeving nog eens tegen het licht te houden. We behandelen:

  1. de definitie van een optreden 
  2. de rol van de dirigent en begeleider 
  3. de bewijslast 

Optreden

Optredens zijn gelegenheden waarbij de artistieke prestatie direct of indirect door publiek kan worden aangehoord of aanschouwd. Daar valt ook onder het optreden voor radio en tv, deelname aan een cd-opname, uitvoeren van muziek voor films en optreden in reclamefilms. De vergoedingen daarvoor zijn belast met het lage tarief van 9%.

Deze regeling is gunstig, want het betekent dat een optreden dat belast is met het laagste tarief voor de consument 12% goedkoper is gemaakt. Dat was nu juist de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever; het lage tarief beoogt de bevordering van cultuur en het genieten daarvan. Dat betekent echter dat wanneer er géén sprake is van een optreden als artiest, het btw-tarief 21% moet zijn. Bijvoorbeeld het deelnemen aan een spelletjesprogramma of het presenteren van een programma is geen optreden in de zin van de omzetbelasting. Ook niet het als pianist begeleiden van koor- of balletrepetities. Evenmin het zijn van dagvoorzitter of discussieleider.

Een vergoeding voor het geven van een interview, of voor het interviewen van collega-artiesten is eveneens belast met het hoge tarief. Wanneer een artiest wordt betaald voor repetities geldt daarvoor in beginsel het 21%-tarief, omdat het geen optreden voor publiek is. Wanneer echter de repetitie rechtstreeks in het teken staat van een latere uitvoering voor publiek mag ook de vergoeding voor de repetitie met het 9%-tarief belast worden. Immers de hoofdzaak van de prestatie is het optreden en alles wat je daarvoor doet moet daaraan worden toegerekend.

Het belang van het onderscheid is groot. Wanneer je aan een opdrachtgever factureert met 9%, terwijl de hoofdzaak van je prestatie niet een artistiek optreden is, zal de belastingdienst toch afdracht van 21% verlangen. Wanneer de belastingdienst dat later constateert kan dat tot naheffing met rente en boetes leiden. In de meeste gevallen kun je dat later niet meer op je opdrachtgevers verhalen.

Dirigeren of begeleiden van een optreden

Het dirigeren of begeleiden van een koor of orkest tijdens een uitvoering wordt beschouwd als optreden van een artiest, en mag gefactureerd worden met 9%. Het dirigeren van repetities geldt volgens de belastingdienst in beginsel niet als optreden en mag dus uitsluitend met 21% gefactureerd worden. Tot 2012 accepteerde de belastingdienst alléén bij een generale repetitie een afdracht van de btw tegen het lage tarief over de vergoeding. Inmiddels is dat rechtgetrokken en gelden voor dirigenten dezelfde regels als andere betaalde leden van een orkest of koor. Repetities die niet gericht zijn op aanstaande optredens blijven, ook naar ònze mening, onder het algemene tarief van 21% vallen. 

Voor begeleiders bij koor- en dansrepetities stelt de belastingdienst dat nog steeds 21% geheven moet worden. Wij vinden dat in het licht van bovenstaande niet houdbaar wanneer je het koor ook begeleid bij de uitvoering. Wij nemen het standpunt in dat ook dan het lage tarief van 9% geheven mag worden. Als je dit doet loop je dus wel enig risico. 

Hoe bewijs je dat een repetitie in het teken van optreden staat

De belastingdienst heeft inmiddels eisen gesteld aan het bewijs dat je moet leveren om aan te tonen dat een repetitie in het teken staat van later optreden. Die eisen gaan ver; tè ver naar onze mening. Maar die eisen liggen er en het is verstandig om te proberen er aan te voldoen. Vooral wanneer je achteraf wilt stellen dat je in het verleden teveel omzetbelasting hebt afgedragen en dat teveel wilt terugkrijgen. Nodig is in elk geval: een overzicht van alle optredens in het jaar en alle repetities in dat jaar de werken die ingestudeerd zijn de werken die uitgevoerd zijn namen en adressen van de koren of orkesten die je hebt begeleid of gedirigeerd De belastingdienst kan stellen dat, wanneer niet alle ingestudeerde werken later voor publiek worden uitgevoerd, dat er dan eerder sprake is van zangles of culturele vorming, of dat er sprake is van het onderhouden van bestaand repertoire. In de opvatting van de belastingdienst is er dan géén of onvoldoende gerichtheid op het latere optreden. Hetzelfde geldt wanneer de begeleiding of leiding niet een zangkoor maar een amateurorkest betreft; de eis is dat het optreden voor publiek centraal staat en niet het plezier van het orkest zelf.

Copyright © Beeldrijk. Website: WebLab42. All Rights Reserved